Hoe had ik ooit kunnen denken dat dit wel een goed idee was? Ik overzag mijn tuin vol kippenhokken en realiseerde me dat dit helemaal niet had gehoeven. Sterker nog, ik had het zelf veroorzaakt.
De kippenboer had nog zo gezegd: je weet pas wanneer een kuiken een haan is als hij gaat kraaien. Helder. Waarom dacht ik het beter te weten? Ik dacht aan de kuikens op een gegeven moment te kunnen zien welke kuikens hanen zouden worden. Ze stonden hoger op hun poten, hadden een stevige gespleten borst en leken daardoor boven de andere kuikens te staan, die dan wel kippen zouden zijn.
Door ze te splitsen zouden ze meer ruimte krijgen in eigen hokken, en bovendien zou Hannah zich niet gaan hechten aan de hanen, die toch naar elders zouden moeten verhuizen als het zover is. Overigens, met het doel om ze te laten leven. Geen haan gaat in de soep!
De afgelopen weken zag ik het misgaan toen het gekraai begon: van de vier veronderstelde hanen bleken er drie een kip, en tussen de vijf ‘kippen’ zaten twee hanen. En nu? Het probleem is dat je niet meer opnieuw de hanen en de kippen bij elkaar kunt zetten, want ze kennen elkaar niet meer. Zeker de hanen niet. En bovendien zou ik teveel kippen overhouden voor in het kippenhok. Twee zouden naar vrienden gaan. Eén wilde ik proberen te herintroduceren in het kippenhok, dat nu twee hanen ging missen. Die ging alvast apart.
Ik hoop dat je het nog kunt volgen: het kwam erop neer dat ik nu uitkeek over een erf met vijf kippen/hanenhokken… Gefeliciteerd Grevink. Goed gedaan hoor. Wat een zooitje. En dan te bedenken dat ze ooit allemaal familie waren…
Het begon met 20 eitjes. En ik geef toe: ze waren allemaal van verschillende herkomst, maar ze zouden wel allemaal hier geboren worden en zo met elkaar leren leven. Negen eitjes kwamen uit en die kuikens groeiden met elkaar op in de opfokkast.
En toen dacht ik dat het beter was dat ze niet meer bij elkaar zouden zitten, voordat ze (figuurlijk) konden uitvliegen. Waarom doen we dat? Want terwijl ik mijn zonde overdacht, leek het me ook een spiegel voor onze samenleving. Waarin overal kinderen worden geboren. Onze kinderen. Maar waarin niet elk kind dezelfde kansen krijgt. En weinig kinderen op een school zitten die een afspiegeling is van de samenleving. Waarin later vrouwen nog steeds niet dezelfde kansen en hetzelfde salaris krijgen als mannen.
We zijn voortdurend aan het voorselecteren, voordat we werkelijk kunnen zien wat iemands bijdrage aan onze samenleving kan zijn. Door die voorselectie halen we onze samenleving uit elkaar en vergeten we dat we ‘familie’ waren. Dat doen we ook door wijken te bouwen of te renoveren waar ‘wij’ niet in willen wonen of waar ‘zij’ na de renovatie niet meer kunnen wonen, omdat ze het niet meer kunnen betalen. Of door passend onderwijs een mal te laten zijn waar elk kind in zou moeten passen, in plaats van werkelijk inclusief te zijn, ook voor kinderen die onmogelijk in die mal passen.
Inmiddels is de rust weergekeerd op het erf. De hanen hebben, in twee gescheiden bakken, hun weg gevonden naar een kippenboer, waar ze een nieuw leven krijgen. Twee kippen zijn naar vrienden, waar één kip spontaan bij aankomst ging kraaien… Was dat een imitatie (wat kan) of een verborgen ‘karaktereigenschap’? Ik ben gauw weggegaan. En die ene kip die in het kippenhok werd geherintroduceerd: daarover heeft het konijn zich ontfermd.
Het is het enige schamele herstel wat ik heb kunnen plegen na mijn onfortuinlijke idee dat ik de kuikens uit elkaar moest halen. Eén ding heb ik nu geleerd: dat ik alerter wil zijn op signalen in onze samenleving dat het beter is om bepaalde groepen mensen niet uit elkaar te halen. Laten we niet vergeten dat we allemaal als kinderen van dezelfde familie begonnen zijn.
Deze 100ste column schreef dominee Otto Grevink als predikant voor Kaatsheuvel en de Efteling, Sprang-Capelle en Waspik vanuit De Brug, en pionier bij Zin op School in Waalwijk en bij De Plaats op Ameland. Reacties zijn welkom op ottogrevink@gmail.com. In augustus verschijnt zijn volgende column.