Al is in Kaatsheuvel dan wel veel monumentaals verdwenen, toch zijn er vaak nog kleine elementen over die herinneren aan de rijke historie van ons kerkdorp. Kleine monumentale elementen waar je misschien dagelijks wel voorbij loopt of fietst en in al die jaren nog nooit hebt opgemerkt, maar wel een stukje van de Kaatsheuvelse historie vertellen. De komende weken zullen we in De Duinkoerier aandacht besteden aan deze kleine historische elementen. Vandaag is dat een elektriciteitsmast.
Op mijn speurtocht naar kleine monumentale elementen in Kaatsheuvel kom je af en toe voor verrassingen te staan. Zo was dat ook onlangs. Rijdend op mijn fiets door ons kerkdorp zag ik plotsklaps iets boven de bebouwing achter het pand in de Hoofdstraat 85 uitsteken. Toen ik goed keek bleek het een deel van een oude elektriciteitsmast te zijn. Uniek dat een dergelijk object zich nog binnen onze gemeente bevindt. Weliswaar wist ik wel dat er zich op een paar plaatsen nog steeds porseleinen isolatoren bevinden bij een aantal panden, maar een elektriciteitsmast overtrof mijn stoutste dromen. De elektriciteitsmast bleek geen houten paal te bevatten, zoals in de beginperiode van de invoering van de elektriciteit, maar een ijzeren exemplaar uit een latere periode.
In Vlijmen aan de Molenhoek zijn nog drie houten elektriciteitspalen te zien, die nog geheel in originele staat zijn en als rijksmonument zijn aangewezen, gezien hun ’cultuurhistorisch belang als uitdrukking van economische en typologische ontwikkeling, namelijk de totstandkoming van de eerste elektriciteitsvoorziening op het platteland’, zoals de Rijksdienst voor het Cultuur Erfgoed het omschrijft in de aanwijzing.
In 1884 werd de eerste openbare elektriciteitsvoorziening in Nederland in gebruik genomen, dat gebeurde in Rotterdam. In 1886 werd in Kinderdijk bij Rotterdam de eerste elektriciteitscentrale van Nederland geopend. Deze centrale werkte op stoom en was eigenlijk een grote stoommachine. Daarna volgden andere steden en uiteindelijk ook het platteland. In de regionale krant de Echo van het Zuiden lezen we dat in oktober 1906 schoenfabrikant Martinus Zacht uit de Hoofdstraat in Kaatsheuvel elektriciteit gebruikt voor zijn machines en de verlichting in zijn fabriek. In 1907 gevolgd door schoenfabrikant Van den Hoven uit de Gasthuisstraat. In 1910 vindt er dan ook veel discussie plaats in de gemeenteraad over het al dan niet bouwen van een eigen elektriciteitscentrale dan wel het bouwen van een steenkolengasfabriek. Dit alles natuurlijk in de context van de schoenindustrie die tot die tijd voornamelijk van stoom gebruik maakte om zijn machines te laten draaien. Na een lange periode van overleg blijkt inmiddels ook de provincie plannen te hebben tot het oprichten van een provinciale elektriciteitscentrale. In 1914 ziet de Provinciale Noord-Brabantse Electriciteits Maatschappij, bij velen bekend als de PNEM, het levenslicht en de gemeente Loon op Zand besluit daarbij aan te sluiten.
In rap tempo verschijnen de elektriciteitsmasten in het straatbeeld. We zien dat ook terug op oude ansichtkaarten van Kaatsheuvel. Naar de huizen toe komen er aansluitingen die door middel van porseleinen isolatoren verder het huis in worden geleid. Daar kan men door de schakelaar om te zetten dan het licht bedienen. Iets wat we nu heel normaal vinden stond toen nog in de kinderschoenen. De elektriciteitsmast achter het pand in de Hoofdstraat is daar nog een stille getuige van.
Hopelijk dat u voortaan op uw wandeling of fietstocht aandacht besteed aan de kleine historische elementen die het verhaal van ons kerkdorp Kaatsheuvel levendig houden. Ze zijn in ieder geval de moeite waard om te bewaren. Iets waar heemkundekring De Ketsheuvel zich voor inzet. Word ook lid en meldt u aan via www.deketsheuvel.nl.
Kees Grootswagers, lid heemkundekring De Ketsheuvel