Raymond van de Klundert, alias Kluun woont al jaren in Grootgrachtengat (Amsterdam). Maar met carnaval keert hij terug naar zijn Brabantse wortels en viert hij carnaval in het Kielegat en in Kruikenstad.
Wat is je vroegste carnavalsherinnering?
”Op mijn vierde, mee met ons pap en ons mam. In Tilburg. Ik ging als Narretje Notedop, een figuurtje uit een poppenserie op tv. Dat zal in 1968 geweest zijn.”
Wat was je meest geslaagde/favoriete carnavalsoutfit?
Ik wil eerst even opmerken dat dit speelt in 2006, de tijd dat we nog niet snapten dat blackfacing niet zo gepast is. Ik ging dat jaar als Kamal, de Pakistaanse bloemenverkoper. Kennelijk iets te goed. Ik had op de Albert Cuyp voor dertig euro honderd rozen gescoord en bij de Wibra de lelijkste coltrui in het assortiment gekocht. Mijn gezicht had ik met Pakistaansbruine schmink ingesmeerd en mijn haar zwart gespoten en strak in de scheiding gelegd. De eerste dertig rozen had ik stuk voor stuk in cellofaan gewikkeld en zorgvuldig in een Albert Heijn-tas gestoken. In Boerke Verschuren begonnen twee mensen achter de bar boos nee te schudden. ‘Hier niet verkopen!’ riepen ze. Bij Moeke Brouwers moest ik de portiers er minutenlang van overtuigen voor ik überhaupt binnen mocht.”
Hoe leg je pubers uit Groot Grachtengat uit wat het gevoel van carnaval is?
”Nou, dat leg ik liever niet uit. Stel je voor dat ze allemaal naar het zuiden komen. Mijn kinderen hoef ik het niet uit te leggen. Die gaan al van jongs af aan mee. Die weten heel goed hoe ze het moeten vieren.”
Wanneer was de laatste keer dat je zelf carnaval vierde?
”Dat was vorig jaar, maar niet zoals andere jaren. Op zaterdag vond de theaterpremière van ’Komt een vrouw bij de dokter’ plaats. Op zondag zouden we carnaval vieren. Maar ik verkeek me op de impact van de première. Emotioneel zakte ik volledig door het ijs.”
Wat drink je met carnaval en wat is jouw favoriete carnavalssnack?
”Bier en veel bier. In Tilburg komt daar uiteraard ook een Schrobbelèr bij. De ultieme snack is de Vietnamese loempia. Daar kun je op leven. Daar zitten zoveel vitaminen in, kei gezond (lacht).”
Veel mensen hebben iets van speciale tradities, jullie thuis ook?
”Vroeger, als mijn ouders naar de optocht gingen, namen ze steevast een boodschappenwagen Schrobbelèr mee. Een vaste traditie van mij is dat ik op zondag een satéetje eet bij Marco en Bien, vrienden van me sinds 1985.”
Waar ben je meestal te vinden met carnaval?
”Ik begin vaak bij mijn zus in Tilburg. De dag erna ga ik naar Breda. We maken meestal een rondje; De Bommel, Charelli, Café Noir. En met de optocht op maandag in Breda, staan we meestal in de buurt van de Mezz.”
Wat is je favoriete carnavalskraker?
”Het liefst hoor ik met carnaval alles door elkaar draaien, zoals ze in de Bommel en Charelli doen. Van Huub Hangop tot Van Halen en terug via techno en Kabouter Plop. Er hoeft van mij totaal geen lijn in te zitten. En als ik dan toch een specifiek nummer moet noemen, dan het trompetnummer ’Der alte dessauer’.”
Ben je van de polonaise, dans je lekker los, of dans je in het geheel niet?
”Carnaval terugbrengen tot ‘de polonaise’ vind ik zo aanmatigend. Alsof ze tegen mij zeggen: je schrijft van die boekskes. Ik dans wel, maar dan graag los. Even vastpakken is prima, maar ga niet aan me hangen.”
Zou het werken een roman te schrijven tegen de achtergrond van carnaval?
”Carnaval komt voor in ’Komt een vrouw bij de dokter’. Maar het allerbeste carnavalsboek is al geschreven door Jan van Mersbergen; ’Naar de overkant van de nacht’. Dat boek is zó goed. Ik denk dat ik dit boek al twintig keer gekocht heb om aan een ander te geven. Iedereen die carnaval wil komen vieren, zou dit verplicht moeten lezen bij wijze van inburgeringscursus.”
Wat snappen ze boven de sloot écht niet als het over carnaval gaat?
”Ik heb een hekel aan mannen die menen koste wat kost een vrouw te moeten versieren met carnaval. Zo triest. Mensen die er te goed uit willen zien, en niet de spot met zichzelf kunnen drijven. Vreselijk. Ik voel wel iets voor het lied van De Kapotte Kachels, ’Schup ze allemaal terug Over De Maas’. Alleen mijn kinderen en ikzelf verdienen het om gedoogd te worden.”
Michiel Schraven