In de maanden december en januari reis ik met mijn befaamde kerstconference stad en land af. ‘Het Nieuwste Testament’ zoals ik mijn alternatieve kerstverhaal ook wel noem, gaat er altijd in als koek bij eindejaarsborrels, kerstdiners en Nieuwjaarsbijeenkomsten.
Ik heb het ruim tweeduizend jaar oude mirakel in een modern jasje gestoken. Zo laat de hoogzwangere Maria een echo maken, werkt timmerman Jozef met een Bosch boormachine en zoeken de drie wijzen in de woestijn naar GPS-signalen op zoek naar de levende kerststal. En heeft Jezus, ondanks dat ie Facebook gebruikt, slechts twaalf volgers. Als tonprater speel ik de creatie ‘De Volgeling’ die het Bijbelverhaal heeft aangepast aan deze tijd.
Sceptici hebben echter altijd hun kritiek gehad op dit typetje. Ze vinden het voorlezen van een verhaal niet passen bij het traditionele tonpraten. Die zien liever de van oudsher gewaardeerde tonprater, die een eenvoudig typetje speelt met een herkenbaar beroep. Ik heb me echter van die ongeschreven regel in het tonpraterswetboek nooit iets aangetrokken. Ik doe maar wat.
Zo trof ik ooit een ‘kenner’ in mijn kleedkamer, die mij niet had herkend. Ik had mijn pet niet op en dan ben ik blijkbaar ineens onherkenbaar. Ik raakte met deze man, die beweerde een goeie kijk op de tonpraterij te hebben, aan de praat. Hij sprak uit ervaring. De man klaagde tegen mij over een tonprater, die hij in actie had gezien en daarbij louter een verhaal stond voor te lezen. Hij vond het waardeloos. ‘Dat is geen tonpraten’, vond hij. ‘En het ergste was’, zo ging hij verder, ‘het publiek vond het geweldig!’ Hij had geen goed woord over voor de man die hij bezig had gezien.
‘Hoe zag die tonprater er uit dan?’, vroeg ik. En hij begon de bewuste kletser te omschrijven. ‘Hij had een geruite broek aan met bretels, een zwart shirtje en een zwart petje. Vreselijk was het! Een outfit die totaal niet bij zijn typetje paste!’ Terwijl hij doorging met zijn beklag, kleedde ik me ondertussen aan en vulde zijn tirade links en rechts op met ‘oh?’ en ‘aha’ en ‘dat meen je!’
Ik keek op mijn horloge. Over vijf minuten moest ik op. Van lieverlee begon ik steeds meer te lijken op de ‘waardeloze tonprater’ die de criticaster net had omschreven. Die was echter niet te stoppen. Hij bleef maar oreren over zijn ervaring met de onaanvaardbaar succesvolle kletser, die naar zijn mening een ‘scheve schaats’ in het tonpraterswereldje had gereden. De afgunst spatte van zijn gezicht.
Ik hoorde dat ik al werd aangekondigd. Vlug deed ik nog m’n zwarte legerkistjes aan. Als laatste pakte ik mijn bijbeltje uit mijn koffer. Ik liet deze aan de mopperaar zien, knipoogde naar hem en zei: ‘Ik ga even een kerstverhaaltje vertellen’. Om vervolgens daarmee de zaal volledig plat te spelen. De bak herrie die daar bij vrij kwam, moet haast wel zijn doorgedrongen tot in de kleedkamer. Ik heb de man na afloop niet meer gezien.