‘Ik was zestien, en jij was achtentwintig.’ Deze passage stond in het nummer ‘Het werd zomer’ van Rob de Nijs. Mocht deze vrouw nog leven, dan zou ze nu 94 zijn. Rob de Nijs werd uiteindelijk 82 jaar. Hij overleed op een zondag. Hoe toevallig. De wereld stond voor ons even stil die dag. Uit respect werd een oproep gedaan om een kaars voor het raam te zetten. Op zes plaatsen is dan ook de brandweer uit moeten rukken.
De eerste keer dat ik Rob de Nijs in levende lijve zag was in 1980. Het was op een mooie zomerse dag toen hij onze plaatselijke boekhandel kwam binnen gevlogen. Het ging allemaal zo ontzettend snel. De aanwezige vrouwen in de winkel draaiden allemaal in een flits hun hoofden zijn kant op, alsof ze Formule-1-coureur Niki Lauda voorbij zagen scheuren. Rob de Nijs, het was ‘m echt. Zonnebril op, gympies, zongebruind zwetend lijf in een blauwe tuinbroek, graaide een stapel tijdschriften uit de schappen en snelde naar de kassa om af te rekenen. Binnen een mum van tijd stond ie weer buiten, met een aantal kirrende vrouwen in zijn kielzog. Het was alsof er een soort magnetische storm door de winkel gewerveld had. Ik vermoed dat al die vrouwen na thuiskomst hun man besprongen hebben.
Een jaar later zag ik Rob de Nijs opnieuw, maar dit keer was ik wat minder over hem te spreken. Jerney Kaagman maakte namelijk in die tijd furore en daar had ik een poster van op mijn slaapkamer hangen. Jerney Kaagman, in haar strakke blauwe metallic broekpakje. Als je maar lang genoeg naar die poster keek, dan zag je haar in gedachten sensueel bewegen op het nummer Weekend. U begrijpt waarom ik iedere avond met een rood hoofd in slaap viel.
In Renesse heb ik in 1981 na een optreden in het dorpshuis de borsten van Jerney gezien. Op dat moment de mooiste borsten van Nederland. Ze danste toen in die blauwe fluisterbroek de hoelahoep, maar dan zonder hoelahoep. Na afloop van het optreden had ik me met nog 48 andere jongens dusdanig gepositioneerd, dat als de deur even open zwaaide, je de kleedkamer in kon kijken. Ongeveer drie-tiende van een seconde zag je dan Jerney Kaagman, die ontspannen met Rob de Nijs stond te praten, terwijl ze haar borsten droog depte. Wat me ervan is bijgebleven is dat Rob de Nijs ons zicht ontzettend belemmerde.
Rob de Nijs had de pech een tijdgenoot van Ramses Shaffy, Boudewijn de Groot en Herman van Veen te zijn, waardoor hij altijd een beetje in hun schaduw verkeerde. Maar de Nijs heeft in de loop der jaren toch een indrukwekkend oeuvre bij elkaar gezongen met prachtige liedjes zoals Jan Klaassen de Trompetter, Malle Babbe en Banger Hart. Het was vooral ook muziek voor huisvrouwen die droomden van een spannender echtgenoot dan de hunne.
Bedankt Rob voor je prachtige muziek al die jaren! Rust in vrede. Je hebt de weg naar Hemelen gevonden. En dat uitgerekend nu het zomer lijkt te worden.