Een feest is vaak pas ècht een feest als er zich eerst iets vervelends heeft voorgedaan. Dat heet dan verwerkt leed. Iedereen kent het gevoel van een dip, maar vooral ook hoe lekker het is al je daar weer uit kunt kruipen. Jezus werd gekruisigd maar stond enkele dagen daarna alweer op uit zijn graf. Althans, dat is wat het verhaal vertelt. Bach heeft daar zowel de Matthäus-passion als de Johannes- passion op gecomponeerd, ergens tussen 1724 en 1728, na Christus natuurlijk…
Zaterdag werd de Joahnnes Passion in de St.Jan ten gehore gebracht door het Cantus Kamerkoor met het Orion Barok Orkest. Dat alles binnen het Vastwel-programma. Of het kwam doordat koor en orkest op het altaar stonden en niet onder het grote orgel weten we niet, maar galmen deed het in elk geval behoorlijk. Kan ook zijn dat dat kwam doordat de kerk maar voor de helft gevuld was.
Voordat hij naar Leipzig kwam had Bach zich een paar jaar niet zo beziggehouden met kerkmuziek, omdat hij als kapelmeester aan het hof van Köthen vooral instrumentale muziek had geschreven en gespeeld. Bij zijn aankomst in Leipzig in 1723 begon hij met het componeren van cantates voor de wekelijkse kerkdiensten. Voor de belangrijke viering van zijn eerste Goede Vrijdag als cantor in Leipzig wilde hij de kerkgemeenschap iets extra bijzonders laten horen, dus componeerde hij de Johannes-Passion. Bach schreef het werk in drie maanden en de eerste uitvoering was in de Nicolaïkirche in Leipzig op Goede Vrijdag 7 april 1724.
Terug naar de kerk. De leden van het koor komen overal vandaan, hele goeie amateurs zijn het. Want jazeker, het klonk als een klok. De begeleiding deugde al evenzeer. Kerkmuziek moet je een beetje liggen en de teksten ook. Maar muziek blijft muziek en zingen blijft zingen. Gebeurt dat dan goed dan heb je een lekkere avond. De Matthäus-passion (niet te verwarren met ‘The Passion’ … grrrr…) is mooier, maar da’s een kwestie van smaak.
evr
(foto Casper van Aggelen)